Volgens artikel 1, lid 12 van de Regeling Deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten (2010) is een buitengaatse onderneming:
“een in het land Curaçao of het land Sint Maarten gevestigde naamloze vennootschap of besloten vennootschap, waarvan het statutaire doel in opdracht en ten behoeve van een of meer niet-ingezetenen of de vennootschap zelve wordt nagestreefd met middelen toebehorende aan een of meer niet-ingezetenen of de vennootschap zelve en waarvan de geplaatste aandelen eigendom zijn van een of meer niet-ingezetenen dan wel als zodanig bij of krachtens deze Regeling als niet-ingezetene aangemerkte naamloze vennootschap of besloten vennootschap.”
Kortgezegd gaat het bij een buitengaatse onderneming om een in Curaçao of op Sint Maarten statutair of feitelijk gevestigde rechtspersoon, vennootschap, trust of natuurlijke persoon die een ontheffing heeft van de bepalingen in artikelen 10 tot en met 16 van de Regeling Deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten. Een dergelijke ontheffing wordt verkregen als de activiteiten van de onderneming zich uitsluitend buitengaats richten.
Zo heeft de buitengaatse onderneming een bijzondere status in het economische verkeer in Curaçao en Sint Maarten. Immers, het is een lokaal gevestigde onderneming die als een niet-ingezetene wordt beschouwd. Dit brengt verschillende voordelen met zich mee ten opzichte van ingezetene ondernemingen.
Zo is voor kapitaaltransacties met niet-ingezetenen geen deviezenvergunning vereist en is geen license fee verschuldigd over betalingen aan niet-ingezetenen. Bovendien komen buitengaatse ondernemingen in aanmerking voor een bijzonder winstbelastingtarief dat aanzienlijk lager is dan het tarief voor ingezetene ondernemingen. Door de voordelen die een buitengaatse onderneming geniet ten opzichte van een ingezetene onderneming, is het een buitengaatse onderneming verboden zaken te doen met ingezetenen.
Een buitengaatse onderneming dient haar activiteiten daarom uitsluitend te richten op niet-ingezetenen. Dit is ook expliciet vermeld in de vestigingsvergunning van een dergelijke onderneming. Deze vergunning wordt namelijk verleend voor zover de activiteiten buiten het Land plaatsvinden. Hiermee wordt oneerlijke concurrentie met ingezetene ondernemingen voorkomen. Dit betekent dat buitengaatse ondernemingen onder andere geen producten of diensten aan ingezetenen mogen aanbieden, niet mogen deelnemen in ingezetene ondernemingen en geen leningen mogen verstrekken aan ingezetenen.
Ja, het oprichten of doen oprichten van een buitengaatse onderneming wordt beschouwd als een beheersdienst die valt onder artikel 1 van de Landsverordening toezicht trustwezen, “Ltt”. Voor het verlenen van deze dienst is een vergunning vereist conform artikel 3 van de Ltt, of in sommige gevallen een ontheffing volgens artikel 2 van de Ltt.
Wanneer je optreedt als rechtspersoon of natuurlijk persoon in een van deze functies bij een buitengaatse onderneming, val je ook onder artikel 1 van de Ltt. Dit is alleen toegestaan als je een vergunning respectievelijk ontheffing hebt verkregen onder de Ltt.
Een verlener van beheersdiensten dient te voldoen aan vereisten met betrekking tot onder meer integriteit en integere bedrijfsvoering. Dit houdt in dat de verlener van beheersdiensten procedures en organisatorische maatregelen moet implementeren om incidenten integer af te handelen en een bedrijfscultuur te bevorderen waarin integriteit centraal staat. Daarnaast moeten ze hun personeel, vooral degenen in integriteitsgevoelige functies, screenen.
Bovendien moet een verlener van beheersdiensten ervoor zorgen dat hij en zijn medewerkers niet betrokken raken bij strafbare feiten die het vertrouwen in hun kantoor of in de financiële markten in het algemeen kunnen schaden. De CBCS kan daartoe algemeen verbindende voorschriften opstellen om dit te waarborgen.
Tevens dient de verlener van beheersdiensten te voldoen aan voorschriften zoals door de CBCS uitgevaardigd ter bestrijding van witwassen, financiering van terrorisme en proliferatie. Als blijkt dat aan deze normen niet wordt voldaan, heeft de CBCS de bevoegdheid om toezichtmaatregelen te nemen.
Een strafbaar feit is een handeling die volgens de wet als een misdrijf of overtreding wordt beschouwd. Het omvat een breed scala aan gedragingen, variërend van kleine overtredingen zoals rijden door rood licht tot ernstige misdrijven zoals diefstal, fraude of geweldpleging. Strafbare feiten worden beschreven en bestraft in het Wetboek van Strafrecht en andere specifieke wetten.
Bij ontvangst van signalen over mogelijk door buitengaatse ondernemingen gepleegde strafbare feiten neemt de CBCS onmiddellijk contact op met de verlener van beheersdiensten om nadere informatie te verkrijgen.
Op basis van de ontvangen informatie zal de CBCS vervolgstappen ondernemen, zoals het voeren van gesprekken met het management van de verlener van beheersdiensten en waar nodig het uitvoeren van onderzoeken ter plaatse. Op basis van de bevindingen en resultaten van deze stappen zal de CBCS beslissen over vervolgacties dan wel eventuele maatregelen tegen de verlener van beheersdiensten zoals bijvoorbeeld het geven van instructies of waarschuwingen, het opleggen van een last onder dwangsom of het opleggen van een bestuurlijke boete.
Klachten vormen een belangrijke bron van informatie voor het toezicht dat de CBCS uitoefent. Zo is het essentieel voor de CBCS dat het publiek bij haar terecht kan met klachten en meldingen met betrekking tot financiële instellingen. Wanneer de CBCS een klacht of melding ontvangt, wordt deze beoordeeld op de ernst en wordt bepaald of nader onderzoek nodig is. In sommige gevallen kan één signaal of melding reeds voldoende zijn om onderzoek in te stellen gezien de (mogelijke) impact daarvan.
Met toestemming van degene die de klacht heeft ingediend, kan de CBCS de klacht voorleggen aan de financiële instelling, indien van toepassing. Het door de klager ingevulde klachtenformulier wordt in zo’n geval gedeeld met de financiële instelling, met het verzoek om hierop te reageren. Op basis van het door de CBCS verrichte onderzoek en het ontvangen van de reactie van de instelling, bepaalt de CBCS welke actie ondernomen dient te worden. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat de instelling dringend wordt verzocht worden om bepaalde interne procedures aan te scherpen, eventueel onrecht jegens de klant recht te trekken, maatregelen te nemen om herhaling in de toekomst te voorkomen etc. Bovendien zal de instelling de CBCS periodiek moeten informeren over de status van afhandeling van de zaak.
De geheimhoudingsplicht waaraan de CBCS is gebonden, belet haar enigszins om specifieke informatie over onderzoeksresultaten verricht naar aanleiding van ontvangen klachten te delen met degene die de klacht heeft ingediend.
Als de CBCS (bijvoorbeeld door middel van informatie uit de media, gerechtelijke uitspraken of informatie uitwisseling met andere (toezicht) autoriteiten) heeft geconstateerd dat een buitengaatse onderneming strafbare feiten heeft gepleegd, heeft de CBCS een scala aan toezicht maatregelen die genomen kan worden. De aanpak en uitvoering ervan wordt beschreven in het handhavingsbeleid van de CBCS zoals gepubliceerd op de website van de CBCS. Denk daarbij aan een aanwijzing, een bestuurlijke sanctie zoals een last onder dwangsom of bestuurlijke boete. Ook kan de CBCS aangifte doen bij het Openbaar Ministerie van een strafbaar feit en in bepaalde gevallen zelfs overgaan tot intrekking van de aan de verlener van beheersdiensten verleende vergunning of ontheffing.
Het is belangrijk om op te merken dat deze toezichtmaatregelen gericht zijn op het trustkantoor dat de vergunning heeft en/of de personen die het beleid bepalen (beleidsbepalers), of op natuurlijke personen die een ontheffing hebben. Ze zijn niet gericht op de buitengaatse onderneming waarvoor de beheersdiensten worden verleend. Zo kan een verlener van beheersdiensten in de volgende hoedanigheden diensten verlenen aan een buitengaatse onderneming:
Deze verschillende hoedanigheden zijn mede bepalend voor de door de CBCS tegen de verlener van beheersdiensten te nemen handhavingsmaatregel. Het als bestuurder optreden van een buitengaatse onderneming die een strafbaar feit pleegt vereist bijvoorbeeld andere maatregelen dan wanneer de verlener van beheersdiensten als trustee optreedt. In het eerste geval is de door de verlener van beheersdiensten ter beschikking gestelde bestuurder (mede) aansprakelijk voor strafbare feiten gepleegd door de buitengaatse onderneming (deze zijn hem aan te rekenen in zijn functie als bestuurder van die buitengaatse onderneming). In een dergelijke situatie kan de CBCS bijvoorbeeld kunnen eisen dat de verlener van beheersdiensten de relatie met die bestuurder beëindigt. In het geval van een trustee zou volstaan kunnen worden met een instructie tot beëindiging van de relatie met de klant, i.c. de buitengaatse onderneming.
De te nemen maatregelen hangen dus af van de specifieke rol die de verlener van beheersdiensten vervult en de mate van verantwoordelijkheid voor de activiteiten van de buitengaatse onderneming.
De CBCS ziet toe op de deskundigheid en integriteit van de bestuurders, en(mede) beleidsbepalers- van de verlener van beheersdiensten. Deze kunnen hertoetst worden in geval daar reden toe is. De deskundigheid en integriteit toetsing van de CBCS strekt zich niet tot de medewerkers bij een verlener van beheersdiensten die in voorkomende gevallen als bestuurder van een buitengaatse onderneming optreden.
De CBCS ziet er echter wel op toe dat de verlener van beheersdiensten er voor zorgdraagt dat deze medewerkers handelen conform beleidsprocedures en organisatorische maatregelen die de integere behandeling van incidenten waarborgen en een bewuste bedrijfscultuur op het gebied van integriteit bevorderen. Dit alles met het doel om te voorkomen dat de verlener van beheersdiensten en haar medewerkers betrokken raken bij strafbare feiten of andere maatschappelijk onaanvaardbare handelingen. Indien deze beheersmaatregelen in de praktijk onvoldoende blijken te werken, dient de verlener van beheersdiensten passende maatregelen te nemen. De instellingen nemen actie wanneer hun medewerkers een strafbaar feit hebben gepleegd en zij informeren de CBCS volgens de richtlijnen voor incident meldingen.
In geval een verlener van beheersdiensten niet langer voldoet aan de voorschriften die zijn opgesteld door de CBCS met betrekking tot deskundigheid en integriteit, evenals de Ltt, de Landsverordening identificatie bij dienstverlening (Lid) en de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties (LvMot), inclusief voorschriften uitgevaardigd op grond van de Ltt, Lid en LvMot, de voorwaarden zoals opgenomen in het vergunning of ontheffing en de instructies van de CBCS die daarop zijn gegeven, dan heeft de CBCS de bevoegdheid om op basis van artikel 5 van de Ltt de vergunning dan wel de ontheffing (artikel 2 Ltt) in te trekken.