View the Publication in PDF: (Dutch) (English) (Papiamentu)
Press Release 2021-021
Reactie op persbericht Parman International B.V. inzake de verkoop van Banco di Caribe
WILLEMSTAD/PHILIPSBURG – Naar aanleiding van het persbericht van Parman International B.V. (Parman) van 16 september 2021 acht de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) het van belang het volgende te verduidelijken.
De CBCS heeft in het kader van de voorgenomen verkoop van de aandelen in Banco di Caribe (BdC), een aandeelhoudersvergadering georganiseerd op 25 mei 2021. In het kader van de uitnodiging is een schriftelijke toelichting bij de agenda gegeven aan Parman als aandeelhouder in Ennia Caribe Holding N.V. Parman is niet verschenen zodat geen besluitvorming kon plaatsvinden. De wet voorziet erin dat de CBCS als bevoegd gezag onder de noodregeling dan zelf in de noodzakelijke besluitvorming kan voorzien. De CBCS heeft hiervan gebruik gemaakt ten behoeve van de verkoop van de aandelen in BdC.
Parman heeft in mei van dit jaar ook in een kort geding gevorderd dat het de CBCS wordt verboden om activa van de Ennia-groep (zoals BdC) te verkopen. In de uitspraak in dat kort geding van 28 mei 2021 (CUR202101147) heeft de rechter die vordering (en ook de andere vorderingen van Parman) afgewezen en geoordeeld dat de machtiging aan de CBCS in het kader van de noodregeling ook strekt tot de verkoop van activa.
De opmerkingen in het persbericht van Parman over de uitstekende financiële conditie van de Ennia-groep bij de start van de noodregeling, staan ver af van de werkelijkheid. Dat blijkt alleen al uit het feit dat de noodregeling door de rechter is uitgesproken. Diepgaand onderzoek door de CBCS na het uitspreken van de noodregeling, heeft bovendien uitgewezen dat de tekorten groter waren dan oorspronkelijk gedacht. Die tekorten zijn ontstaan door grootschalige en onrechtmatige onttrekkingen van gelden, terwijl die gelden renderend hadden moeten worden belegd ten behoeve van de polishouders.
Om de onrechtmatige onttrekkingen gecompenseerd te krijgen is door de CBCS namens Ennia op 11 oktober 2019 een gerechtelijke procedure gestart tegen verschillende personen, onder wie de heer Ansary, als verantwoordelijken voor het ontstaan van de tekorten. In die procedure staat de zaak op 14 en 15 oktober 2021 voor pleidooi.
De afgelopen jaren is ook meerdere keren geprobeerd om in overleg met de heer Ansary tot een oplossing te komen voor de omvangrijke tekorten bij Ennia. Tot op heden heeft de heer Ansary de problematiek en de omvang daarvan echter niet erkend. Het persbericht van 16 september 2021 van Parman vormt daarvan een nieuwe illustratie. De heer Ansary heeft er in al die tijd geen blijk van gegeven rekening te houden met de belangen van de polishouders en daarmee de belangen van Curaçao en Sint Maarten.
De CBCS draagt een zelfstandige verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de noodregeling bij Ennia. Van begin af aan heeft de CBCS daarbij een zo zorgvuldig en professioneel mogelijke aanpak gevolgd en zich laten bijstaan door verschillende externe deskundigen. Dat geldt ook voor het proces om te komen tot de verkoop van BdC.
Willemstad, 20 september 2021
CENTRALE BANK VAN CURAÇAO EN SINT MAARTEN